dinsdag 19 juni 2012

Hoe een nachtelijke speurtocht eindigt in serieus gekwek

In het midden en noorden van het land werden op steeds meer locaties Kleinst Waterhoen ontdekt, vooral in het noorden leek het volledig uit de hand te lopen. In de middag van dinsdag 19 juni waren Joost van Bruggen en ik heen en weer aan het sms-en om op rallenexcursie naar het noorden te gaan. Eerst naar de Wieden, waar een Klein waterhoen riep, en daarna naar het Drentse De Onlanden, een polder net onder Groningen, waar volgens berichten 'tientallen' Kleinst waterhoentjes zouden zijn neergestreken. Om de reiskosten te kunnen drukken had Joost twee collega’s van hem mee gevraagd. Allerlei moeilijke afwegingen later zorgden er voor dat de hele avondtrip niet doorging. Uit lichtelijke frustratie, en nu we toch vanavond tijd hebben, besluiten Joost en ik rond Arnhem geschikte gebieden voor leuke ralletjes te gaan afschuimen. 

Het was een heerlijke warme dag, overgaand in een zwoele avond. Zo'n atmosfeer met een onbestemde spanning dat er iets staat te gebeuren, je weet alleen niet uit welke hoek. Rond een uur of tien 's avonds laten we Klarendal achter ons, en ook de Meinerswijk ten zuiden van Arnhem laten we na beraad links liggen: een eerder bezoek leerde dat hier de potentiële rallengebiedjes (bijna) droog waren gevallen. Onze kostbare tijd op deze avond steken we liever in gebieden met betere kanskaarten. We koersen dan ook gelijk door naar het braakliggende bouwterrein dat ten westen en noorden van de nieuwbouwwijk Schuytgraaf in Arnhem-zuid ligt. Bij een bezoek 31 mei trof ik hier zo'n interessant rallenhabitat, dat zelfs mijn voorspelling naar vrienden hier wel een bijzondere ral te zien verschijnen alleen de vraag 'wanneer' kent. Eerst banjeren we door heuphoge ruigtes langs een brede sloot ten westen van station Arnhem-Zuid. Op z’n tijd en met beleid spelen we geluid af van Porseleinhoen en Kleinst waterhoen. Dit levert niet de gewenste reacties op, slechts een Waterhoen en zingende Kleine karekieten. Zo'n tweehonderd meter noordelijker wordt bij een poel het zachte, rustgevende monotone 'prrrp prrrrp prrrrp' van enkele Rugstreeppadden al rap opgeslokt door de weinige wind. Water vindt z'n weg door de gaten in mijn schoenen na een vergeefse poging de zachte klei rond de poel te willen omzeilen. Al struinend, en soppend, kammen we het gebied ten noorden van de Minervasingel uit, en komen zo op een breed zandpad dat vanaf de Minervasingel naar het noorden ligt.

Door toeval, of was het een vooruitziendheid, weet ik hoe een en ander hier in elkaar steekt: vanmiddag struinden m'n vriendin en ik hier heerlijk doelloos door de velden en het kooibos. In het donker bedenken we een route. Iets naar het noorden ligt een dieper water met rietkragen, westelijker ligt een houten vlonderbrug over een moerassig gebied met lage pitrusvegetatie (foto links van 31 mei). Dat lijkt ons wel een aardige plek om te luisteren naar Porseleinhoen, of misschien zelfs een Kleinst Waterhoen. Lichtelijk ploeterend banen we door het mulle zand die kant op in een nu vrijwel geheel stille nacht. Dan. Rond kwart over één. rechts van ons, niet ver weg. Een ralachtig ‘kwek kwek kwek’. Of eigenlijk doet 'een mooi, lief 'qwuek qwuek qwuek' meer recht aan de klank. Vol ongeloof, de haren op mijn arm bevriezen in een nanoseconde recht omhoog, kijken Joost en ik elkaar aan. Tientallen keren thuis dit geluid afgedraaid, nog ouderwets vanaf een bandje. Die lieve klank, die snelheid gecombineerd met het wat twijfelachtige. Alsof hij niet altijd zijn zin afmaakt. En dan ineens die volle, lange afzwakkende uithaler! Dit is géén Waterral die de bekende, enigszins op het waterhoen lijkende 'pitfall'roep laat horen. Nee, écht, er kwekt verdomme een Klein Waterhoen vlak voor ons!!! Bekend met de situatie door het recente bezoek overdag, weet ik dat aan het water een zandplaat van een paar vierkante meter is. Door de hoge ruigte banen we ons een weg er naar toe en luisteren vanaf de plaat met ingehouden adem naar de levensecht roepende Klein Waterhoen in de rietkraag enkele tientallen meters voor ons.
Compleet flabbergasted van gekkigheid is mijn nuchterheid een eind gaan fietsen, ik weet even niet meer hoe me te gedragen. Heb zin om keihard te schreeuwen, weet dat dat nu het minst verstandige is en slik alle energie in, zowat imploderend. Joost is er gelukkig rustiger onder, en  maakt met zijn telefoon enkele geluidopnamen. Hij klinkt ver weg, maar het staat er op! Na een kwartier nemen we geruisloos weer afstand en keren terug naar het brede zandpad. Hier bespreken we gedempt wat te doen met deze onverwacht opgetreden situatie. We lopen nog wat rond in het gebied, misschien dat er nog meer gekkigheden spontaan beginnen te roepen: je wordt er wel een beetje overmoedig van merk ik. Een Kerkuil scheert in typische vlucht als een witte vlek vlak voor ons langs en verdwijnt links van ons weer in het zwarte gat. Welke soorten die Bosrietzanger verderop allemaal imiteert gaat langs me heen. De excursie naar het hoge noorden is geheel vergeten met deze ontzettend gave ontdekking. We besluiten onze nachtelijke tocht hierbij te laten, het is inmiddels tegen tweeën, morgen is er weer een dag.

Vanaf een stapel betonplaten, onder het schijnsel van de lantaarns op de Minervasingel, luisteren we nog een laatste keer. Het besef dringt binnen dat met de geluidsopnamen die we net maakten, dit waarschijnlijk het eerst gedocumenteerde geval voor de provincie Gelderland zal zijn. Daarnaast is de soort in heel Nederland behoorlijk zeldzaam, openbaar maken zal dan ook aardig wat mensen op de been brengen. 
In de auto wegen we op weg naar huis dan ook telkens weer alle voors en tegens wat openbaar maken zou kunnen betekenen. Argumenten vóór zijn onder andere de verwachting dat bezoek door waarschijnlijk tientallen andere vogelaars wel goed zal gaan, zolang men maar op het brede zandpad blijft en men niet zal tapen, wat geheel niet nodig is. Voor stilhouden spreekt de angst dat men juist wel zou kunnen gaan tapen, vooral wanneer men ongeduldig wordt. Of zo dicht mogelijk willen komen voor die ene foto. Zeker wanneer het mannetje zich er langdurig thuis voelt en daarbij misschien zelfs een dame weet te strikken, zal bij vogelaars de sociale controle op elkaars gedrag verwateren. Een kleine meeweging is ook dat het gebied niet bepaald groot is: een rietkraag van ongeveer 40 meter lang, een paar meter breed en rondom benaderbaar. Men kan zelfs direct aan de waterkant komen tegenover de rietkraag (zie foto hierboven). Vogelaars zullen de ral zelf  misschien niet direct verstoren, de broedparen Knobbelzwaan, Kuifeend, Dodaars en Grauwe ganzen lieten bij eerdere bezoeken in de maand wel luidruchtig weten directe aandacht niet te waarderen, met veel onrust op de plas tot gevolg. Uitwijkmogelijkheden naar een gelijkwaardig biotoop in de directe  omgeving is er niet echt. Als Joost me op de hoek bij mijn straat af zet zijn we er uit: we maken het bekend, maar met nadrukkelijke voorwaarden: op het brede zandpad blijven en niet tapen! 
Een proef in het vertrouwen in de medevogelaar wordt in werking gezet: een klein kwartiertje later staat een kort verhaaltje over onze ontdekking op Facebook. Zelf slaap ik door alle commotie licht en heb toch een aardige spanning over hoe dit ralletje zal gaan rollen. 
Het is Frank Wagenaar die, door toevallig 's nachts Facebook te bekijken, als eerste op de hoogte is en gelijk dezelfde nacht om vijf uur het nog steeds kwekkende Klein Waterhoen al een bliksembezoek brengt. 
De volgende avond staan zo'n vijftiental vogelaars al netjes op het brede zandpad te wachten wanneer ik tegen half elf vanaf de Minervasingel voor de tweede keer het braakliggende terrein naar het plasje over banjer. Vooral de mensen met een hoge positie in de Gelderse ranglijst zijn present, groepjes praten zachtjes bij met elkaar, soms kort stil vallend om te luisteren. Felicitaties over onze geweldige vondst nemen we, natuurlijk, trots in ontvangst. En verder is het afwachten, het enige wat nu kwekt zijn de lichtelijk gespannen wachtenden.
Ver in de schemer, een paar minuten na elf, begint ook het Klein Waterhoen voorzichtig zachtjes te kwekken. Het zijn vooral de mensen met óf een goed gehoor, óf de juiste plek die 'm als eerste weer opmerken. Na een klein uurtje is het register der verleiding geheel opengetrokken en klinkt vanuit de rietkraag voor ons het vragende smachten naar een vrouwtje over het terrein. Voor vrijwel iedere aanwezige,  inmiddels zo'n 35 in getal, betekent dit een nieuwe soort voor Gelderland. Enkelen kunnen 'm zelfs aankruisen als nieuw voor Nederland. Als rond half één iedereen weer huiswaarts is, zijn de nacht en de stilte voor mij. Met volle teugen is het een dikke drie kwartier genieten van een zang dat jarenlang, als ware het dat oude cassettebandje, door mijn geheugen werd afgedraaid zodra ergens de 'aanknop' door de associatie 'goed biotoop' en 'Klein Waterhoen' werd getriggerd. Het is met voorsprong dan ook een ontdekking van een lastigere zeldzaamheid, waarbij de eerste seconden van de zang toch al genoeg waren om zeker van determinatie te zijn. Van deze vogel zijn verschillende geluidsopnames gemaakt, waaronder deze door Albert de Jong
Dit geval is onder nummer 10299 bekend bij de CDNA, de Commissie Dwaalgasten Nederland Avifauna, inmiddels aanvaard van 19 tot 23 juni 2012 en opgenomen in de Dutch Avifauna.

Met het idee een beter beeld te krijgen van het terrein waar het Klein Waterhoen rondspookt, en wat mogelijk gevoelige plekken hierin zijn bij bezoek door (veel) vogelaars en fotografen, sta ik 21 juni wederom op het bekende zandpad. Dit keer in de vroege ochtend. Aan het eind van de ochtend fiets ik, door verbijstering en vol ongeloof, op de automatische piloot naar huis. Wat me nu is overkomen, dit verhaal wordt steeds gekker. Een tipje van de sluier loopt hieronder. krijgt vervolg

zondag 13 mei 2012

Een ochtendje gehoortraining

Verhuizen, geregel. Rusteloze dagen, en vannacht was er wederom een met bitter weinig slaap. Om negen uur staan auto en aanhanger voor de deur om spullen te verplaatsen. Voor die tijd besluit ik kort ontspanning en rust op te zoeken in de omgeving van Arnhem, de prachtige blauwe ochtend vraagt er om. Na een paar bakken pleur trek ik om half zes m'n stalen ros van stal en koers op Meinerswijk aan, een leuk gebied dat de laatste tijd al menig leuk soortje heeft opgeleverd. En slechts tien minuten van huis! De Nelson Mandelabrug biedt al een mooi weids uitzicht op het gebied, aan de westkant doemen enkele mistwolken op. Fluks dender ik de fietstrap net over de brug links naar beneden af en draai onder de brug door naar de Praets, een intiem woonwijkje aan het begin van Meinerswijk. Aan het begin van de Meinerwijk, bij het laatste huis van de Praets, scheert op boomtophoogte een luid roepende IJsvogel over me heen richting de Rijn. Een lekker begin!

Een paar honderd meter verder sla ik linksaf het paadje naar het centrale deel van Meinerswijk in, hierbij voor de zoveelste keer zonder te stoppen het prikkeldraad aan de linkerkant parerend, wat met de slagboom rechts zorgt voor een doorgang van slechts vijftig centimeter. Een leuke verrassing zijn de twee Grote zilverreigers die geschrokken uit de eerste populieren vliegen, die iets verder langs het modderpaadje staan. Over de plas rechts drijven dikke mistwolken laag mijn kant op, de zuidelijke helft dicht zettend, vrij zicht op een fraaie lucht vrij latend. Een machtig schouwspel waar ik een tijd zwijgend naar kijk. Niet veel later geef ik al fietsend met mijn voorwiel het klaphekje een eerste douw en parkeer daarna m'n standaard op een steen, om te voorkomen dat m´n stalen ros zich weer liggend gaat verwennen in de bagger.

De slikken in het gebied worden toegedekt met een waas aan waternevel, het zal nu meer op het gehoor aankomen: ik zie zelf weinig, maar aanwezige vogels zullen mij snel opmerken. Een muur aan zang komt me tegemoet bij het zompen richting de slikjes verderop. Tuinfluiters, Fitissen, Grasmussen, Heggemussen, Zwartkoppen, allen bij elkaar gezet in een orkestbak aan Meidoorns en ruigte, zonder dirigent. Een goede oefening voor de oren± wat zit waar en vooral, zingt of roept in die kakefonie nog iets afwijkends? Een Groenpootruiter laat als eerste steltloper z'n aanwezigheid horen, een helder 'tjeuh tjeuh' breekt door de nevel.
Bij een grote wilg aan de rand van de slikken sta ik stil om te kijken, maar vooral te luisteren wat er zit. Net nadat de Groenpootruiter tot een vijftal is genoteerd klinkt een hoge 'trrrri' van de Bonte strandloper. Deze was gisteravond hier ook al gemeld, en blijkt er dus nog te zitten. Een nieuwe voor de Arnhemse jaarlijst. Met rappe vleugelslagen speert een bruin stipje om me heen laag over de slikjes rondjes en landt daarna vlak voor me. Waar ik 'm in de mist niet terug kan vinden. Ondertussen heb ik via WhatsApp al contact met vrienden, die in de Hondsbroekse Pleij bij Westervoort staan. Gisteravond werden hier tijdens het zoeken naar een Steenloper twee Breedbekstrandlopers ontdekt, ze blijken nog aanwezig! De mist trekt vanuit het westen verder dicht, ik besluit dan ook via de uiterwaard bij Malburgen naar de Pleij te fietsen.

De ruige omgeving van de Stadsblokken ten zuiden van Arnhem kennen alleen de bekende zomerzangers. In dit gebied ligt asfalt van een voormalige parkeerplaats, waarop zaden blijven liggen, en ooit blunder ik hier een keer tegen een leuke soort aan. Dat staat vast. Vanaf de John Frostburg aangestaard door fietsers probeer ik al fietsend langs de Rijn de nodige kuilen te ontwijken in het smalle paadje naar de uiterwaard bij Malburgen. In de uiterwaard rechts zingt een Roodborsttapuit, links staat een tentje op een Rijnstrandje.
M'n stalen ros is in z'n element en neemt alle hindernissen foutloos, zodat ik na een paar honderd meter linksaf het asfalt van het fietspad over een dijkje tussen de Rijn en de Rijnstrang opdraai. De afgelopen dagen heeft het geregend aan leuke strandlopers in de regio, spits tuur ik dan ook de randjes van de strang af. Een aantal Oeverlopers en een Kleine plevier zijn snel opgemerkt, als ik op de dijk voor me het geluid van Gele kwikstaarten hoor. Het blijft bij horen, hoe goed ik ook kijk, en ik kan het niet hebben, dus blijf zoeken. Het zouden zomaar Noordse kwikstaarten kunnen zijn. Omdat dit een visueel spelletje is, hebben m'n oren het minder druk. Zodat het geluid wat m'n rechteroor kriebelt als een donderslag binnenkomt. Jaren niet gehoord, onlangs weer in de Loowaard van genoten, en nu gewoon vanuit de ruigte aan de overkant van de strang rinkelend: een zingende Grauwe gors!

Minutenlang blijft de gors met z'n sleutelbosje rinkelen, en na m'n vondst via de Arnhemse en Gelderse Whatsapp-alert gemeld te hebben, besluit ik via het bruggetje verderop dichter naar de plek van de, inmiddels zwijgende, gors te gaan. Vlak na mijn melding komt via dezelfde weg het bericht dat de Breedbekken hoog naar noord zijn vertrokken. Daar hoef ik me dus ook niet meer druk om te maken. Rustig en met de oren open bewandel ik een paadje langs de strang, ergens in het gebied links van me moet deze regio-zeldzaamheid zitten. Het wordt me moeilijker gemaakt, als ik achter me, vanuit de strang, het geluid hoor wat ik gelijk associeer met Roodkeelpieper. Één keer, behoorlijk overtuigend en reden om ook hiervan melding via Whatsapp te maken en de waarneming met een vraagteken op Waarneming.nl te plaatsen. Het blijft stil, maar net op het moment dat de oren weer op de gors worden gericht klinkt het ijle 'psiii' van de pieper weer. Snotverju! En wederom gevolgd door een plagende stilte. 

Op de hoge dijk aan de andere kant van de waard verschijnt Jasper Janssen als eerste gealarmeerde vogelaar. Hij komt naar me toe, waarna we samen verder zoeken. Grasmussen, Graspiepers, Kleine plevieren en een zingende Roodborsttapuit bespelen onze trommelvliezen, een jagende Visdief het netvlies. Na een kwartier krijgt Jasper een belletje van Frank Wagenaar, inmiddels op de dijk gearriveerd, dat hij en Tim de Boer de gors zojuist twee keer hebben horen zingen, in de ruigte die we net gepasseerd zijn. Verbaasd lopen we een stukje terug. Zelf kan ik het niet bevatten dat ik de vogel niet heb opgemerkt. Wél de vogel vanaf het fietspad aan de overkant van de strang opmerken, maar niet enkele tientallen meters achter me. Als ik vlak daarna weer de man Roodborsttapuit hoor zingen, bekruipt me het gevoel dat ze deze hebben gehoord. Althans, een paar keer hoorde ik de ´Robotap´ een iets afwijkend riedeltje afdraaien, waarbij ik aan de Grauwe gors dacht. Tim en Frank verlaten niet veel later de dijk en Jasper, die na het telefoontje naar de dijk was gelopen, moet helaas vlak er na ook vertrekken. De klok geeft aan dat ik nog heel even heb, als links en rechts van me hondenbezitters hun viervoeters de dijk af laten rennen en zelf ook door het gebied gaan struinen. Als allerlaatste middel om te zien of de gors er nog zit, kam ik zigzaggend het gebied nauwkeurig uit. Of ik nu enig verstoring veroorzaak, of de wandelaars over een paar minuten....Tot grote teleurstelling blijft er niets aan m´n kam hangen.

Drie kwartier later stap ik bij de voordeur in de auto om weer de nodige spullen te verhuizen. Bij het starten van de auto krult een glimlach m´n mondhoeken als kort het gerinkel van een sleutelbosje klinkt...

woensdag 2 mei 2012

Van een bak mist naar een berg van een soort

Als je de aanleiding zou vergeten, dan zou je je inderdaad af kunnen vragen waarom 'grumpy' drie vogelaars zich om kwart over zes in de ochtend in een autootje bij elkaar laten proppen. Nu is de aanleiding echter wel bekend: de avond hiervoor waren in de Kleine Gelderse Waard in de Rijnstrangen een Drieteenstrandloper, Krombekstrandloper, Bontbekplevier en Regenwulp de slikjes aan het penetreren. Voor de regio Arnhem altijd erg leuke soortjes en hadden zodoende enigzins een ochtendhumeur negerend effect op Frank Wagenaar, Ronald Stolk en mij om tijdig de statiefpoten in de klei te drukken.

Hoe meer richting de openheid van de Kleine Gelderse Waard, hoe dichter het zicht. Als mist geld was, stond nu een saldo op deze mistbank, waar ik de rest van m'n leven van kon rentenieren. Een vrolijke noot voor de jaar- en daglijst zongen de Tuinfluiter, Sprinkhaanzanger en Blauwborst na het verlaten van de auto, een verder aangenaam vooruitzicht liet zich voorspellen tot 50 meter. De stemming met leuke stelt- en strandlopers verrast te worden zakte bijna even hard als de temperatuur, vasthangend in de dikke mist en omlaag gejaagd door de wind.
Op het uitkijkpunt gingen de kragen omhoog en de scopen in de klei. Een Drieteenstrandloper drentelde om tien over half zeven m'n scoopbeeld in. Van alle in mist gehulde slikranden in het hele gebied had hij het enige pietluttige aanwezige zandplaatje vlak voor ons gekozen. De kop was er af. En ging er gelijk weer op. Oké, het nog steeds aanwezige vrouwtje Nonnetje prijkt nu ook op de mei-lijst van Frank en Ronald. De vijf paar Kluten, enkele Tapuiten, een paar Visdieven en een tiental Zwarte sterns passeerden ons beeld en met het dichttrekken van de mist besloten wij ons terug te trekken.

Voor enig hoempapa zorgde een Roerdomp bij het Berghoofdseveer, en een al zingend scharrelende Rietzanger vlak langs de weg, een Kleine karekiet en Braamsluiper gingen de jaarlijst van een van ons op, evenals de mooi meegenomen naar oost vliegende Lepelaar. De Grote karekiet liet het helaas nog afweten en de gedachte daarom maar genadeloos toe te slaan bij de plasjes in de Loowaard of de Hondsbroekse Pleij trok ons de auto in. Hoewel het er aantrekkelijk uit zag was het even slikken met de lege randen aan de plas, de Loowaard was dan ook snel passé en richten we rond half tien onze scopen op de leuke slikjes aan de westkant van de oude plas in de Hondsbroekse Pleij. De twee Groenpootruiters, drie Bosruiters en vier Kleine plevieren gingen met dezelfde vloeiende beweging het digitale schrijfboekje ObsMapp in, als de aanwezige Oeverlopers, Visdief, Tureluur en Kleine mantelmeeuw. Nu was het tijd voor de details, zoals de man Smient en de Tafeleend in een hoekje van de plas. Relaxed op de grond gezeten scoopte ik de oude plas af en zwenkte daarna helemaal naar links om de nieuwe afgraving alvast te verkennen. 

Een Braamsluiper, klepperend in een tuin binnendijks, ging ongezien mijn 'boekje' in tijdens' mijn speuren,  bij Ronald en Frank had de korte spanningsboog z'n pijlen alweer verschoten en beppend stonden ze achter me op de dijk. Rond half tien hoorden zij dan ook in een van de binnendijkse tuinen een droge monotone zang en maakten mij er attent op. Nog steeds met m'n hoofd bij steltjes draaide ik, nog steeds zittend, me half om en zei: 'Lijkt wel Bergfluiter'. De vogel zong nog een paar keer en hield daarna z'n snavel. Waar ik gebleven was ging ik weer verder, ondertussen had Frank z'n telefoon gepakt en speelde de zang van de Bergfluiter af. Tsja. Dat was toch wel érg hetzelfde. Met een enigszins verbaasde blik kwam de vraag 'moeten we niet gaan kijken dan?', waarop ik reageerde dat ik geen zin had om op te staan. 'Gaan jullie maar kijken', en ik scoopte verder. In Twente heb ik ervaring met afwijkend zingende Fluiters, van die beroerde types die alleen het monotone eindstuk laten horen, en niet de 'knikker' er voor. En in '98 stond ik met m'n fietsje onder de Bergfluiter die bij Schaarsbergen op de Hoge Veluwe zat. Dit geluid kon dan ook niets anders zijn, reden om zonder twijfel te reageren. Alleen, zo'n beest in zo'n tuin. het zal wel een of andere kooivogel zijn die ik niet ken, wat ik dan ook zei.

Na de oude plas afgedroogd te hebben, erg leuk, weinig spectaculairs, besluiten we de nieuwe afgraving ook beter te bekijken, we waren er nu toch. Keuvelend sjokken we over de dijk zuidwaarts, als na honderd meter uit een klein Populierenbos binnendijks, zo'n zeventig meter van de dijk af, dat eerder gehoorde 'kooivogeltje' begint te zingen. Frank speelt snel de zang van de Bergfluiter weer af, hij had de telefoon, zoals bijna altijd, al in de hand en het wordt nu wel erg griezelig. Op een draf hobbelen we de dijkhelling af, om een paar tellen later de zanger in de, ineens onnoemelijk hoge, kruinen in beeld proberen te krijgen. Ondertussen draaien ook de radaren: wat te doen? In ieder geval hebben we de tegenwoordigheid van geest om opnamen met de telefoon te maken, wat Frank redelijk lukt. Geen topkwaliteit, maar herkenbaar! Ondertussen scroll ik door m'n telefoon en kom langs de naam Dick Groenendijk. Beter kan niet, om het iemand voor te leggen is het wel deze geluidenman. Frank stuurt via WhatsApp het geluid naar mij, en ik stuur het door naar Dick, die ik ondertussen ook al aan de lijn heb gehad en adviseert opnamen te maken.
Even later meldt hij dat het inderdaad een Bergfluiter is, wat Frank inmiddels van Robert Keizer kreeg te horen, en waarvan wij ook al zeker waren. Zaak is nu om betere geluidsopnamen te maken, zodat is te bepalen of het om een Westelijke of een Balkanbergfluiter gaat. En om de rest van vogelend Nederland te informeren over onze vondst.

Dat informeren laat ik aan Frank en Ronald over, zelf hobbel ik met m'n ogen het geluid achterna, dat dan weer hier en dan weer daar uit de hoge toppen klinkt. Aan de rand van een trapveldje, waar we onze posities hadden ingenomen, is het eindelijk een keer raak en laat hij zich kort open en bloot zien. Niet veel meer dan een zangertje met een bruingroene bovenzijde en een vuilwitte onderzijde kijkt me met z'n donkere oogje onder een vuilwit wenkbrauwstreepje door de telescoop aan. En schiet gelijk naar de volgende tak, om daarna weer naar het binnenste van het bos te verdwijnen.
Justin Jansen, Robert Keizer en niet veel later Arjen Poelmans en Alwin Borhem zijn de eersten die arriveren, om half twaalf volgen de eerste groepjes. Zelf ben ik ondertussen door m'n reservetijd heen, om twaalf uur zou ik thuis zijn. Met een vette adrenalinekick stappen Frank, Ronald en ik in de auto, met grote verhalen reconstruerend hoe deze idiote ontdekking nou precies was gegaan.


Rond kwart voor drie ligt de middag weer vrij voor me en rag ik m'n fiets naar Westervoort. Niet alleen om te zien wie er allemaal zijn, zo'n ontdekking is een mooie gelegenheid om weer eens bij te kletsen met bekenden uit het land, ook wil ik graag het roepje horen, zodat ik voor mezelf kan zeggen dat het met zekerheid een Westelijke of een Balkanbergfluiter is.
Aan de rand van het grasveldje staat verspreid een tiental vogelaars het loof uit de bomen te kijken. Niet alleen is de fluiter eindelijk van z'n kroon omlaag gekomen, ook de zangfrequentie blijkt omlaag gegaan. En laat hij eindelijk z'n roep horen, een helder 'hu-wiet'. Het is een Westelijke bergfluiter, wat eigenlijk ook al op z'n zang door mensen was beoordeeld, en helaas niet de zeldzame Balkanvariant. Maar het blijft wel een Bergfluiter in een dom Populierenbosje! 
Een show van een aantal minuten stilzittend zingen -eindelijk! - in een laag boompje maakt het helemaal af. Met m'n camera probeer ik m'n eigen bewijsplaatjes te schieten. Bagger. Dan maak ik een hele rits aan platen van de bezoekers. Beter! Nog steeds arriveren mensen uit het hele land, ik taai af om half vijf en fiets heel langzaam over de dijk nog even langs die ene tuin waar het allemaal begon. 'Bergfluiter', 'laconiek', 'geen zin om op te staan', 'kooivogel' flitsen voorbij. En fiets nonchalant naar m'n avondmaal. 'Ik zei toch dat het er een was...'.